Sasja Janssen – De Kamerling

De kamerling

Na de dood van zijn vader wordt de zeventienjarige Alexander Z. door zijn leraar Nederlands in huis opgenomen. Ondergebracht in de bibliotheek wacht hij de uitslag van zijn eindexamen af. Daar, in het vacuüm van de tijd, krijgt hij de gewichtige opdracht voor de boeken en het huishouden te zorgen. Van uur tot uur houdt de jongen alles in beklemmende onzekerheid bij.
Wat verwacht de man van hem? En wat is de rol van Regina en Maria, die zij telkens treffen in café-restaurant Het Wapen?
Hoe meer de jongen probeert aan alle verwachtingen te voldoen, hoe minder zachtzinnig de man met hem omgaat. Hij verleidt hem, plaagt en pest, en belast hem zelfs met zijn financiële schuld. Als de man Alexanders enige en waardigste bezit afneemt, de urn met de as van zijn vader die hij altijd met zich meedraagt, komt er een kentering in het gedrag van de jongen. Meende hij in het huis opnieuw te kunnen beginnen, elk uur dat hij er langer is lijkt het meer op het leven van daarvoor.
Na veertig dagen zijn weg te hebben gezocht in het huis, ziet Alexander in dat er voor alles een tijd en plaats is, het leven begrensd als de kamers. Gelouterd heeft hij nu een manier gevonden om binnen die muren soepel te leven, zonder honger en soms met geluk.

PERS

De kamerling is een roman die zelf steeds een tintelende dubbelzinnigheid heeft. Zo kun je hem lezen als licht archaïsch getoonzette rite de passage waarin de jongeman een aantal obstakels tracht te slechten die hem scheiden van de volwassenheid. Zijn gevoelens van onzekerheid zijn zeker op psychologisch niveau herkenbaar, evenals zijn momenten van opstandigheid. Maar tegelijkertijd volg je als lezer een hoger literair spel waarin Janssen alle beelden, personages en gebeurtenissen in haar verhaal met diepere betekenissen laadt.
Rudi Kamminga, Nieuwsblad van het Noorden, 23 november 2001

Al tijdens het lezen van de eerste twee hoofdstukken van De kamerling bekruipt je het gevoel een roman van Simon Vestdijk in handen te hebben. Surrealistische sfeer, afstandelijke toon, ouderwets taalgebruik, bizarre leraar-leerling en vrouw-man relaties- het doet denken aan bijvoorbeeld Ivoren wachters. (…). Ook de megalomane waanwereld waarin de jongen zich bevindt herinnert aan Vestdijk. En niet alleen aan hem, ook aan Thomas Rosenboom die de romans van Vestdijk waar het de broeierige onlust, sadistische genoegens en machtswellust van de personages als het ware afmaakte.
Ingrid Hoogervorst, De Telegraaf, 2001

Janssens roman bestaat namelijk geheel uit de gedachten en gedragingen van haar vreemde hoofdpersoon, de verteller onthoudt zich van commentaar. Dat is een effectieve strategie: door consequent het perspectief van Alexander aan te houden, zonder ‘van bovenaf’ te melden dat de jongen niet goed bij zijn hoofd is, geeft Janssen haar lezers geen kans zich boven Alexanders gestoorde geest te plaatsen en dwingt ze mee te gaan in een beklemmend, verwrongen beeld van de werkelijkheid. Met recht een waanzinnig debuut.
Christi M. Klinkert, Surplus, jaargang 16, nr 2, maart-april 2002