Uit de cyclus ‘Omdat ik reizen moet’ (‘Porque debo viajar’)

Als de hond van de buren ziek is en hij wil doodgaan
in een land waar zijn geblaf zuidelijk aandoet
ga ik op reis naar streken met altijd hondsdagen
en ik neem mee een pillendoos van zilver
met de dosis van de dood.
Zijn mijn voeten licht genoeg, mijn wangen los?
Il faut cultiver zegt de hond.

Ik draag mee mijn grenzeloosheid als wapen
mijn bloed tegen koortsen en knokkelangst
ontelbare landkaarten zodat ik weet waar ik niet moet zijn
mijn kinderjezus aan een kruis om die te laten zien
hoe hij hangt in het land waar het blaffen pas wegsterft
in de ochtend. We dragen dezelfde naam, aanbidden
dezelfde grond, de hond en ik.

 

(Ik trek mijn species aan, 2014)

_________________________________________
Cuando el perro del vecino enferma y quiere morir
en un país donde sus ladridos parecen meridionales
parto hacia comarcas de canícula permanente
y llevo conmigo un pastillero de plata
con la dosis de la muerte.
¿Están bien ligeros mis pies, mis mejillas sueltas?
Il faut cultiver dice el perro.

Porto mi ilimitación como arma
mi sangre contra fiebres y fobia al dengue
incontables mapas para saber adonde no adentrarme
mi niño jesús en la cruz para poder enseñar
cómo pende en el país donde los ladridos no mueren
hasta la madrugada. Portamos el mismo nombre, adoramos
la misma tierra, el perro y yo.

 

(Vertaling Diego J. Puls)